In het begin van de 20e eeuw werden in Nederland – Amsterdam voorop – grote projecten gerealiseerd; er werd riolering aangelegd, er werden woningen voor arbeiders gebouwd, en er kwam onderwijs en andere voorzieningen voor mensen met weinig inkomen.  Namen als De Miranda en Wibaut zijn nog steeds verbonden met deze ontwikkelingen en worden nog steeds met waardering uitgesproken vanwege hun goede werk. Wat waren de beweegredenen van deze mensen? Wat maakte het voor hen de moeite waard?

U begrijpt het:  deze column gaat alweer over wat iets waard is en wat iets de moeite waard maakt; over waarde.

Verbetering van de leefomstandigheden was ongetwijfeld een belangrijke drijfveer. De behoefte om het leed dat zij dagelijks zagen onder de gewone bevolking, te verminderen. De aanleg van riolering bleek een zeer effectieve manier om de volksgezondheid te verbeteren. En dat terwijl we fenomenen als  riolering  en huisvesting – zeker tegenwoordig – helemaal niet rekenen tot de volksgezondheidsvoorzieningen. Maar dat bleken ze – als preventieve maatregelen –  in feite dus wel te zijn.

Verbetering van de volksgezondheid en daarmee het verminderen van menselijk leed, daar ging het om. Dat maakte het de moeite waard, daarom had het waarde. Maar waren er ook nog andere motieven? Het staat wel vast dat de gegoede burgerij in grote steden geen probleem had met de aanleg van deze voorzieningen omdat ze er zelf ook belang bij had. Choleraepidemieën begonnen veelal in arme wijken vanwege de onhygiënische omstandigheden, maar kon in tweede instantie ook de rijkeren treffen. Cholera was immers uiterst besmettelijk en keek niet naar iemands portemonnee. Zo beschouwd kun je zeggen dat het tot stand komen van de verbeteringen als riolering en volkshuisvesting niet alleen een uitdrukking waren van medemenselijkheid, maar ook van eigen belang. Voor het rijkere deel van de bevolking betekende het immers dat ze zelf ook minder kans hadden op besmettelijke ziekten. Bovendien was het belangrijk een gezonde arbeidersbevolking te hebben, want anders zat je zonder werkkrachten.

In moderne termen uitgedrukt, zouden we kunnen zeggen dat er een zinvolle kosten-batenanalyse werd gemaakt. ‘Het kost een paar centen maar dan heb je ook wat’, zouden we tegenwoordig zeggen. Meer gezondheid en minder menselijk leed is waardevol; meer gezonde mensen als werkkracht is ook waardevol. Valt je op dat in de eerste betekenis de nadruk meer ligt op het ethische aspect, het menselijke geluk, en in de andere betekenis meer op het economisch aspect?

Kortom, als we het hebben over waarde, van waarde zijn, waardevol zijn, dan kan het zowel over het ethische aspect gaan als het economische aspect. De hiervoor genoemde projecten zijn tegelijkertijd waardevol in ethische zin en in economische zin. Het parallel lopen van de beide aspecten van waardevolheid treedt overigens niet altijd op.

Alles wat in de zorg gebeurt, heeft zowel waarde in ethische zin, als ook in economische zin. Die twee horen bij elkaar, ook al worden we daar niet altijd blij van. Ik ga daar op volgende columns  verder op in. We gaan kijken naar de waarde van zorg, de waarde van gezondheid, de waarde van een polis in het kader van de zorgverzekeringswet en de waarde van het werk van de zorgverleners.

Let ondertussen eens op: als iemand het over waarde heeft, over welke soort waarde heeft hij of zij het dan?

Gepubliceerd door Henny van Lienden

Henny van Lienden is auteur van boek Waardevolle zorg, kwaliteit en efficiency voor verpleegkundigen.

Helemaal (niet) mee eens of heb je een vraag? Laat een reactie achter: