Inzetten op ruimte voor vakmanschap

Dat we in Nederland nog veel te doen hebben rond duurzame inzetbaarheid van mensen, maakt Corrie van Brenk, Tweede Kamerlid 50PLUS, ons duidelijk in dit interview van VOZ Magazine. Van Brenk ziet veel kansen voor de beweging naar vakmanschap en de meerwaarde die dit heeft voor de gezondheid van medewerkers. De overheid pakt nu de faciliterende rol nog onvoldoende op. Van Brenk reikt ons enkele belangwekkende handvatten, om Nederland gezonder en actiever aan het werk te houden.

Ruimte voor vakmanschap krijgen, maar ook opeisen!

Al enige jaren wordt in Nederland gesproken over het innovatief opleiden van zorgprofessionals om hun competenties nog beter aan te laten sluiten op de zorgvraag van nu en van de toekomst. Een belangrijke beweging hierbij is die van Ziekte en Zorg (ZZ) naar Gezondheid en Gedrag (GG). In deze uitgave van VOZ Magazine hebben wij een interview gehouden met huisarts Hans Peter Jung. Hij gaf aan dat de productie gedreven wijze van werken bij hem tot grote vermoeidheid heeft geleid. Hoe ziet u deze ontwikkeling in de zorgsector?

Van Brenk: “De grootste discussie op dit moment in de Tweede Kamer is of er voldoende mankracht, geld en mogelijkheden zijn om maatwerk te bieden. Als we specifiek kijken naar de zorgsector dan is burn-out een veelvoorkomend probleem. Zelf heb ik ook van dichtbij meegemaakt hoe dat bijvoorbeeld in de jeugdzorg gebeurde. Dan begonnen mensen met veel enthousiasme aan hun nieuwe baan, maar liepen na 1,5 jaar tegen een muur op. Dat was dan vaak ingegeven doordat het werk anders bleek te zijn dan dat de mensen bij de start gedacht hadden. Dit werd vooral veroorzaakt door de vele regels en bureaucratie”.

“Een belangwekkende ontwikkeling hierbij is de beweging naar ‘Beroepseer’. Deze beweging beoogt de professional op de werkvloer weer in zijn of haar kracht te zetten, door meer vrijheid te geven aan de invulling van het eigen vak. Deze ruimte voor vakmanschap dient ingebed te worden in het (zorg) onderwijs, maar zeker ook in de praktijk. Dat zou een belangrijke meerwaarde kunnen betekenen in het voorkomen van uitval in de zorg, maar uiteraard ook in andere sectoren”, voegt Van Brenk toe.

“Wat mij zo positief verrast is dat de professionals nu zelf opstaan, om deze ruimte voor de eigen invulling van het vak op te eisen. Jij noemt als voorbeeld huisarts Hans Peter Jung. Een soortgelijk initiatief heb ik gezien bij een groep huisartsen die zich hebben gecommitteerd aan het initiatief ‘Het roer moet om’. Deze ontwikkeling zien we gelukkig terug in meerdere sectoren, dus wat mij betreft gaan we de goede kant op.”

Is er binnen 50PLUS een specifieke visie op deze ontwikkeling, hoe de politiek deze beweging zou kunnen ondersteunen en faciliteren?

Van Brenk: “Als 50PLUS hechten wij veel belang aan zelfredzaamheid en eigen regie. Een mooi voorbeeld hiervan is het Knarrenhof, waarbij ouderen die bij elkaar gaan wonen rond een hofje ook naar elkaar omkijken. Je woont zelfstandig, maar zorgt wel voor elkaar als daar reden toe is”.

We kunnen toch niet de kwetsbaren opzadelen met onze problemen?

In mei dit jaar hebben GGZ Nederland, UWV, gemeenten, professionals en cliëntorganisaties afspraken gemaakt die eraan moeten bijdragen dat mensen met een psychische kwetsbaarheid vaker aan werk komen en dat werk ook houden.1 Is daar naar uw idee voldoende aandacht voor in de verschillende sectoren, bijvoorbeeld bij de overheid?

Van Brenk: “Het aan het werk krijgen en houden van mensen met een kwetsbaarheid is inderdaad een probleem dat niet voortvarend genoeg wordt aangepakt. Als we kijken naar de sector overheid, dan zouden wij het goede voorbeeld moeten geven. Helaas is dat niet het geval, en blijft ook de overheid achter als het hierom gaat. Ook als het gaat om mensen met een psychische aandoening, dan is daar in Nederland echt te weinig aandacht voor”.

“Als wij verwachten van het bedrijfsleven en andere sectoren dat zij mensen met een psychische kwetsbaarheid in dienst nemen, dan moet de overheid daarin een voortrekkersrol nemen. Het past niet om dan steeds naar anderen te wijzen. Als overheid moeten wij dus zelf aan de slag om meer mensen, die met een dergelijke aandoening te kampen hebben, te durven aannemen en dan bedoel ik wel dat het gaat om duurzame banen. Alleen dan kunnen wij verwachten dat mensen blijven deelnemen aan de samenleving”, geeft Van Brenk aan.

“Daarbij speelt ook nog mee dat bedrijven, die iemand willen aannemen met een kwetsbaarheid, dat met name doen als die kwetsbaarheid ook zichtbaar is. Iemand met een psychische aandoening is veel minder te herkennen dan bijvoorbeeld iemand met het syndroom van Down. Ook daarin zien we dus dat werkgevers keuzes maken. In de meeste gevallen gaat het ook om tijdelijke contracten, waar mensen natuurlijk ook niet heel gelukkig van worden.”

Van Brenk: “Waar wij ook niet blij mee zijn is de loondispensatie2 van staatssecretaris Van Ark voor mensen met een beperking. Bij loondispensatie hoeft de werkgever alleen te betalen voor wat de werknemer met een arbeidsbeperking kan presteren. Als dat lager is dan het minimumloon, dan krijgt de werknemer zonodig een aanvullende uitkering. Hij of zij bouwt wel minder aanvullend pensioen en WW op. Op deze wijze blijven mensen dus een leven lang aangewezen op een uitkering. Dat is geen goede aanpak, want je zadelt hiermee juist de kwetsbaren onder ons op met de problemen die wij hebben in het systeem zoals het nu is”.

Maak juist gebruik van de beschikbare kennis en infrastructuur! 

U bent dan ook geen voorstander geweest voor het sluiten van de sociale werkplaatsen?

Van Brenk: “Dat was echt een verschrikkelijk besluit. Wat ook zeer kwalijk is, is dat we hiermee de kennis en de infrastructuur
overboord hebben gegooid, die juist zo belangrijk is als het gaat om het bieden van werk voor mensen met een beperking. De sociale werkvoorziening was helemaal ingericht op hun specifieke doelgroep, zowel qua werkwijze maar ook hoe om te gaan met in- en uitstroom van mensen. Nu zien we dat deze kennis bij gemeenten ontbreekt en we vaak niet goed weten hoe om te gaan met mensen met een kwetsbaarheid, als het gaat om hun inzetbaarheid te borgen”.

Als we dit besluit afzetten tegen de gevolgen voor de zorg, dan kunnen we ons ook afvragen of we deze gevolgen genoeg gewogen hebben. Werken is namelijk gezond. Van Brenk: “Absoluut! We weten ook dat wanneer mensen werkeloos worden, ze vaker naar de huisarts gaan. Als jij actief bent, naar je werk gaat en met je collega’s samenwerkt dan is dat ontzettend belang-
rijk voor je geestelijk welzijn”.

In het kader van psychische kwetsbaarheid staat depressiepreventie ook bij het ministerie van VWS hoog op de agenda. Hoe kijkt u aan tegen deze ontwikkeling en zijn wij op dit moment in Nederland voldoende toegerust om vanuit SZ&W perspectief deze patiëntengroep effectief te begeleiden in het behoud of re-integreren naar werk?

Van Brenk: “We zien dat we aan alle kanten ontzettend veel bezuinigd hebben. Dat geldt ook voor het UWV. Daar speelt natuurlijk de moeilijkheid dat we wel veel geld beschikbaar stellen aan de UWV organisatie, maar onvoldoende verantwoording zien of deze middelen effectief zijn ingezet. Dat gezegd hebbende, hebben de bezuinigingen op menskracht er ook toe geleid dat de begeleiding van mensen naar werk nu niet altijd op maatwerk wordt ingericht. Juist als het gaat om mensen met een psychische kwetsbaarheid, dan is meer nodig dan alleen het invullen van het CV. Deze mensen hebben een gesprek nodig en aan de kant van UWV moet ook goed gekeken worden of iemand past bij een bedrijf”.

“Verder hebben wij als 50PLUS, toen de decentralisatie richting de gemeenten in gang werd gezet, steeds gezegd ‘Lever nu een basispakket. Een pakket aan zorgvoorzieningen, waar elke gemeente in ieder geval aan moet voldoen’. Maar deze aanbeveling werd niet aangenomen, want de beleidsvrijheid van de gemeenten mocht niet ingeperkt worden. En dat dit niet goed werkt blijkt bijvoorbeeld uit de brieven die wij ontvangen van mensen, die zeggen dat zij gehandicapt zijn en geen zorg of begeleiding krijgen in de eigen gemeente. Maar als diezelfde persoon met een beperking verhuist naar de buurgemeente, dan komt die weer wel in aanmerking voor ondersteuning. Dat is volstrekte willekeur!”, stelt Van Brenk kritisch.

“Daarnaast, bezien vanuit de politiek, hebben we onze mond vol van een ‘Leven Lang Leren’. Ik heb daar toen een debat over aangevraagd, omdat blijkbaar niemand weet hoe weinig wij investeren in volwassenenonderwijs: 0,2%! Nu is er 38 miljoen extra toegezegd, maar dat is nog steeds slechts 1,2% van het beschikbare onderwijsbudget. In andere landen is daar een veel betere infrastructuur voor beschikbaar. In Nederland moet je een omscholing van bankmedewerker naar verpleegkundige zelf betalen. En dat terwijl in de zorg, maar ook in de techniek enzovoort er een groot tekort is aan mensen”, vult Van Brenk aan.

Kijk vooral naar de mogelijkheden

Is er nog een specifieke ‘call to action’ richting de politiek, overheid en/of onze overige lezers, die u rond dit thema op deze plaats zou willen doen? Heeft u mogelijk aanknopingspunten hoe met bestaande knelpunten om te gaan? Van Brenk sluit af: “Luister naar de professionals! Betrek zoveel mogelijk de werkvloer bij (nieuwe) ontwikkelingen, ook als het gaat om opleidingen”.

“Daarnaast is vroeg signalering bij werkgevers cruciaal. Als je ziet dat een medewerker niet goed in z’n vel zit, kijk dan niet alleen naar wat dat betekent voor de productiviteit. Ga het gesprek aan, kijk wat er echt speelt. Sluiten de competenties nog voldoende aan? Is er wellicht iets mogelijk in omscholing? Dit soort vragen moeten we dan niet stellen tegen de achtergrond dat iemand niet goed functioneert, maar puur vanuit het welzijn van de medewerker en de mogelijkheden.”

Gepubliceerd door Zorgcommunity Redactie

Helemaal (niet) mee eens of heb je een vraag? Laat een reactie achter: