koplopers-logo-122x113

KOPLOPERS IN DE ZORG // Er is veel kennis en ervaring te vinden in de zorg. Om deze kennis te verzamelen en delen interviewt Jaap Jan Brouwer koplopers in de zorg voor de serie Koplopers Top 50. Zo ontstaat een sectorbreed beeld van de belangrijkste thema’s en de wijze waarop men daarop inspeelt. Voor dit interview wijkt Jaap Jan Brouwer af van zijn gebruikelijke format en interviewt niet de bestuurder maar de senior-researcher van GGZ inGeest: Jaap van der Stel.

Organisatie: GGZ inGeest
Geïnterviewde: Jaap van der Stel

Jaap van der Stel werkt als senior-onderzoeker in de psychiatrie (GGZ inGeest, partner van VUmc). Sinds 2009 is hij tevens lector bij Hogeschool Leiden op het gebied van de psychische gezondheidszorg en enkele jaren terug is hij benoemd tot adviseur beleid bij Brijder-Parnassia. Hiernaast voert hij af en toe freelance opdrachten uit voor organisaties op het terrein van de verslavingszorg en de psychische gezondheidszorg (onderzoek, publicaties, beleidsadviezen en dergelijke). 

Belangrijkste ontwikkelingen in de GGZ-sector

jaap van der stel GGZ Ingeest


Er spelen zeer veel thema’s maar de meest opvallende is dat iedereen binnen de sector het met elkaar oneens is: de sector wordt gekenmerkt door een wilde combinatie van facties, disciplines, generaties, belangengroepen, cliëntgroepen en media, die vrij baan geven aan iedereen die een mening heeft. Oftewel: iedereen mag wat roepen en de hele sector roept door elkaar heen. Deze onenigheid speelt de sector parten en levert enorm problemen op. Al deze facties maken het moeilijk om het vak verder te ontwikkelen in tegenstelling tot bijvoorbeeld kankeronderzoek. Daar is na de Tweede Wereldoorlog door artsen en wetenschappers die bereid waren hun onderlinge verschillen te laten rusten, gestructureerd onderzoek gedaan met indrukwekkende resultaten. Ze waren bovendien in staat de maatschappij en de familie intensief hierbij te betrekken, wat zich ook uit in de brede financiële steun vanuit het publiek.
Deze verwaarlozing van fundamenteel onderzoek maakt dat DSM V, het classificatiesysteem van de GGZ, eigenlijk in termen van kankerdiagnostiek maar één stadium kent, stadium 4, het eindstadium. We hebben geen idee hoe de voorstadia eruitzien en kunnen eigenlijk alleen de symptomen van het psychisch lijden in het eindstadium beschrijven. Dat is zoiets als concluderen dat iemand nierkanker heeft, maar waardoor en hoe het ontstaat, de determinanten, het verloop, de interventiemogelijkheden, de samenhang met andere ziektes, verdere diagnostiek en behandelmogelijkheden zijn niet gestructureerd onderzocht. Daar hebben we dus ook geen kennis van. De GGZ heeft dit allemaal laten liggen terwijl men in feite in dezelfde uitgangspositie verkeerde als het kankeronderzoek. Zeventig jaar geleden waren de oncologieklinieken veredelde sterfhuizen, terwijl nu veel mensen met kanker of kunnen worden genezen of een langjarige overleving kennen. En het einde van deze ontwikkeling is nog niet in zicht.

Het leidt ertoe dat de GGZ gekenmerkt wordt door aandoeningen waar we weinig van weten. Het belangrijkste punt is dat we niet kunnen aantonen dat we vooruitgang boeken met onze behandelingen, en óf, en in welke mate patiënten er daadwerkelijk baat bij hebben. Dit heeft een aantal redenen:

In de eerste plaats hebben we te maken met een complexe materie waarbij de psychische toestand van de patiënt verweven is met zijn of haar lichamelijke en maatschappelijke functioneren. Het is met andere woorden moeilijk te bepalen of men psychisch, lichamelijk of maatschappelijk niet optimaal functioneert. In de tweede plaats zijn er meerdere disciplines bij betrokken, met name psychologen en psychiaters. Het is onduidelijk waar het accent in onderzoek en behandeling moet liggen, daarnaast speelt er de vaak politiek geïnspireerde nature versus nurture-discussie, oftewel de vraag of aandoeningen biologisch van aard zijn of sociaal-cultureel. Daarbij ontstaat er steeds minder ruimte voor discussie en onafhankelijk onderzoek omdat de politiek gedragen opvatting is dat alles sociaal-cultureel wordt bepaald. Onduidelijk is wie gelijk heeft, iedereen komt met door data onderbouwde beschouwingen, waarbij we de afgelopen jaren wel hebben geleerd hoe verschillend die geïnterpreteerd kunnen worden.

Daarnaast wordt de kennis die er is, niet systematisch toegepast waardoor er niet goed wordt geleerd en bijvoorbeeld ook niet wordt geanalyseerd hoe een patiënt in stadium 4 terecht is gekomen. En wat daaraan te doen valt. Het eindresultaat is dat we niets zijn opgeschoten en ons eigenlijk bezighouden met zorg voor mensen in stadium 4. Ik zie voor dit alles een aantal oplossingen, los van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek dat noodzakelijk is en blijft. De eerste is een focus op vroegtijdig handelen. Dit voorkomt een ernstig beloop en vergroot de kans op herstel. Punt is wel dat juist op preventie de laatste jaren is bezuinigd. Daarnaast moet men zich hierbij ook realiseren dat vroegtijdig handelen geheel andere competenties vraagt van de sleutelspelers in de GGZ en aanpalende voorzieningen zoals de eerste lijn, bijvoorbeeld op het terrein van samenwerken.

De tweede is het bevorderen van de psychische gezondheid van mensen. 75% van de aandoeningen ontstaat of wordt manifest voor de leeftijd van 25 jaar. Dit is het terrein van de openbare gezondheidszorg en de overheid zou zich kunnen richten op het bevorderen van de psychische gezondheid door goed onderwijs, het vergroten van de vaardigheden om te leren omgaan met emoties en stemmingswisselingen, en het versterken van de veerkracht. En ervoor te zorgen dat mensen een bloeiend bestaan (hoge mate van levenstevredenheid) hebben, dat beschermt hen tegen psychische kwetsbaarheid. Het al dan niet hebben van een bloeiend bestaan heeft effect op het functioneren van de maatschappij als geheel. De randvoorwaarden voor dat bloeiend bestaan worden geleverd door de overheid in de vorm van wonen, onderwijs, werk maar bijvoorbeeld ook het reduceren van omgevingslawaai dat als bron voor stress kan functioneren.

Welke aansprekende innovaties hebben de afgelopen periode gespeeld?

Er wordt steeds meer nagedacht over herstel en er is meer aandacht voor sociale determinanten als onderwijs, wonen en werk. Je ziet wel dat er op persoonlijk niveau een verbetering is opgetreden, maar op maatschappelijk niveau (wonen, werk en onderwijs) is de situatie juist verslechterd. We hebben ook nog geen idee van hoe mensen herstellen, we weten niet hoe dat werkt. Daar is niet veel kennis over, er is geen standaardboek of standaard aanpak, en meta-analyses ontbreken. Zoiets bestaat bijvoorbeeld wel over hoe mensen leren, ook een moeilijk te vatten onderwerp maar goed onderzocht doordat men eensgezind dit onderwerp heeft opgepakt. Het kan dus wel, als we maar gezamenlijk willen optrekken met elkaar.

Leerpunten innovaties

De innovaties in de sector zijn niet doelgericht, er zit geen visie of beleid achter, kennis wordt niet gedeeld en men heeft geen doelen op het terrein van communicatie opgesteld, iedereen doet maar wat. Omdat men niet heeft geleerd te reflecteren op het eigen functioneren of buiten de bestaande kaders te denken, blijft dit bestaan. Er bestaat ook geen enkel zicht van de effecten van de innovaties op incidentie en prevalentie. Oftewel, we zouden al een behoorlijke stap maken als we deze leerpunten serieus zouden nemen en daar actie op zouden ondernemen.

Uitdagingen voor de toekomst

Het bovenstaande geeft duidelijk aan waar de problemen liggen en de uitdaging is om deze en hun onderliggende mechanismes te herkennen en erkennen. Aangezien de complexiteit van de maatschappij alleen maar toeneemt, zal ook de psychische problematiek toenemen. Reden temeer om te reflecteren.

Ambities en resultaten voor toekomst

Het zou al heel wat zijn als het lukt om op basis van de huidige kennis bij een aantal aandoeningen die sociale determinanten te isoleren die een positief effect op incidentie en prevalentie hebben, en leiden tot een vermindering van incidentie en prevalentie. Meer in het algemeen zou eerder handelen en beter inspelen op die sociale determinanten al aanzienlijke voordelen kunnen opleveren. Daarbij komt dat een en ander relatief makkelijk is te organiseren, we hebben alleen een andere mindset nodig.

 

Gepubliceerd door Jaap Jan Brouwer

Jaap Jan Brouwer is strategie- en innovatiedeskundige, en medeoprichter van het platform Koplopers in de Zorg. Met de reeks de Koplopers Top 50 wil het platform een beeld schetsen van de belangrijkste thema’s in de zorg en de wijze waarop bestuurders daarop inspelen. Bent u bestuurder en wilt u hierover vertellen, neem dan contact op met het secretariaat: [email protected].

One Comment

  1. Een helder verhaal. Herstel of zelfs het voorkomen, het verergeren van kwetsbare psychische en sociale problemen moet in een holistische aanpak benaderd worden. Het begint bij preventie, sociaal maatschappelijke en psychische weerbaarheid zijn de peilers van een menswaardig bestaan

    Beantwoorden

Helemaal (niet) mee eens of heb je een vraag? Laat een reactie achter: