Samen komen ze al discussiërend binnen. Een oudere, kleine en magere man met een jongere versie naast hem. Vader en zoon. Ze zijn van Italiaanse afkomst en wonen al vanaf 1995 in Nederland. Meneer spreekt redelijk Nederlands, zijn zoon vloeiend. Samen praten ze in het Nederlands én in het Engels. Meneer komt voor een longoperatie omdat hij kanker in zijn rechterlong heeft. Als ik hem de operatiedatum geef, zie ik hem slikken. Achter zijn brillenglazen staan tranen in zijn bruine ogen. ‘Schrikt u van de datum?’ vraag ik. ‘Nee,’ antwoordt hij ‘ik ben bang voor alles wat komen gaat. De datum kan me niet snel genoeg zijn.’

‘Kan mijn vader nog wat doen voor de operatie, zodat hij in goede conditie is?’ Vraagt de zoon. Goed eten, drinken en bewegen, adviseer ik. Maar dat eerste lukt juist niet, reageert meneer. ‘Ik krijg geen hap door mijn keel en via de diëtiste krijg ik al drinkvoeding. Ik ben de laatste weken weer vier kilo afgevallen en weeg nog maar 61 kilo. Het is de stress. Het blijft in mijn keel steken.’ De zoon reageert direct. ‘Dan moet je stoppen met roken. Dáár verlies je juist de eetlust van.’ Meneer rolt met zijn ogen en zucht. Zijn zoon gaat verder. ‘Natuurlijk begrijp ik dat je een brok in je keel kunt hebben, maar je rookt gewoon veel te veel.’ Zijn vader draait met een ruk zijn hoofd om en kijkt hem geagiteerd aan. ‘Ik draai er niet omheen, ik rook 10 joints op een dag. Die heb ik nodig voor de pijn en om rustig te worden. Maar jij snapt dat niet. Jij staat niet in mijn schoenen. Hou toch eens op met dat gezeur. Het roken helpt mij, is dat niet genoeg?’

Er hangt een erg gespannen sfeer in de kamer en ik probeer het vuurtje wat te doven. ‘Uw zoon heeft het beste met u voor meneer. Hij houdt van u en is bezorgd’ zeg ik. ‘Dat kan wel zijn, maar de hele dag dat gezeik over dat roken door hem en zijn moeder. Mijn zoon voelt niet wat ik voel’, is het koppige antwoord. ’Je kunt toch proberen te minderen en kijken hoe het eten dan gaat?’ probeert zoonlief nog eens. De vader wendt zijn hoofd af. Er valt een stilte. De zoon schuift zijn stoel naar achter, staat op en loopt met een ‘Zoek het maar uit’ de deur uit. Ik leg een hand op meneer zijn arm. ‘Uw hele gezin heeft met deze ziekte te maken. Jullie hebben elkaar nu zo hard nodig. Uw zoon is bang om u te verliezen.’ De man begrijpt dat wel, maar het voelt voor hem alsof zijn vrouw en zoon zich tegen hem keren. ‘De hele dag hoor ik, doe dat nu niet, eet nu wat. Ik word er gek van. ‘

Elkaar niet kunnen bereiken. De onmacht van beiden. Ieder in een eigen wereld levend. De twee lijken elkaar niet te willen begrijpen. Ik ben toeschouwer in het geheel. ‘Wat kan ik verder nog betekenen? Uw huisarts bellen, maatschappelijk werk?’, vraag ik. ‘Niets, helemaal niets ‘ is het antwoord. Na het gesprek wijs ik de weg naar de uitgang. Mijn ogen zoeken de zoon op de gang, maar er is niemand te zien. Ik stel voor om de zoon even te bellen, ‘Ik niet‘ zegt hij, ’ik kom wel thuis.’ Ik zwijg. Vader en zoon spreken elkaars taal niet.

Gepubliceerd door Margot Van Ark-Franken

Oncologieverpleegkundige werkzaam in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen. Een persoon die haar passie voor het prachtige vak verpleegkunde wil delen. Mensen wil inspireren en iets mee wil geven door praktijkervaringen te delen in de vorm van blogs. A new blogger is born.

Helemaal (niet) mee eens of heb je een vraag? Laat een reactie achter: